Interview: Met een baby naar de psycholoog?! Relationeel trauma en het belang van de Infant Mental Health specialist

Infant Mental Health (IMH) is een groeiend, transdisciplinair vakgebied binnen de geestelijke gezondheidszorg dat zich richt op kinderen van -9 maanden tot en met 5 jaar en hun ouders. Jonge kinderen ontwikkelen zich zeer snel en in nauwe wisselwerking met hun omgeving. Lichamelijk, emotioneel en sociaal functioneren beïnvloeden elkaar en leggen een basis voor de toekomst van het kind. De relatie tussen ouder en kind – en mogelijke verstoringen daarin – staat dan ook centraal.

Marja Rexwinkel is klinisch psycholoog, IMH-specialist van de Dutch Association for Infant Mental Health (DAIMH), en psychoanalytisch psychotherapeut bij de OuderKindLijn te Amsterdam. Marja heeft met de RINO Amsterdam de 2-jarige IMH-opleiding in Nederland geïntroduceerd. Daarnaast geeft ze les op Hogescholen Verpleegkunde, in ziekenhuizen, Ouder- en Kindcentra en binnen de armoedebestrijding.

Mijn werk gaat heel specifiek over de relatie tussen ouder en kind. Dat begint al met de kinderwens, en loopt door tot ongeveer een jaar of 5, 6. Als je vanuit de wetenschap kijkt naar de vroege kindertijd, zie je het belang van de ontwikkeling van het brein en het belang van de eerste relaties als blauwdruk voor alle verdere relaties in het leven. We moeten wel uitkijken dat wij deze kennis niet te deterministisch oppakken. Een mooie uitleg van IMH vind ik dat je gebruik maakt van de ontwikkelingswetenschap van de vroege kindertijd en die probeert toe te passen in je werk als psycholoog of psychotherapeut. Bij IMH zeggen we dat de relatie tussen ouder en kind de patiënt is.

Het is voor mij een levensloopvisie. Ik houd me al lang bezig met de begeleiding van ouders en het mentale welzijn van jonge kinderen. Hoewel het vakgebied relatief jong is. Hier in Nederland kreeg de IMH-visie eigenlijk pas vanaf 2000 bekendheid. We zijn toen gestart met een IMH centrum bij de voorloper van wat nu de OuderKindLijn heet. Wij hebben altijd geprobeerd in de driehoek te werken van behandeling, opleiding en onderzoek. Vanuit de gedachte dat dit elkaar zou beïnvloeden. De OuderKindLijn is het behandeldeel. Wij behandelen ouders, jonge kinderen, zwangeren en mensen met vragen rondom fertiliteit of een kinderwens.

De baby is de beste co-therapeut

Wij werken bij de OuderKindLijn in het hier en nu met datgene wat we in de kamer tussen ouder en kind zien gebeuren. Ik ben altijd heel goed aan het kijken, aan het observeren. De baby is in die zin de beste co-therapeut. Het kind laat de geschiedenis van de relatie zien. Ik kijk naar al die kleine beweginkjes die het kindje maakt in interactie met de ouders. En ik kijk naar de ouder(s). Wanneer een ouder angstig wordt, het kindje troost of zich juist terugtrekt. Eigenlijk is alles te zien in die kleinste relatie.

We hebben als therapeuten veel concepten, kennis, wetenschappelijk onderzoek. De kunst is al die grote concepten zo klein mogelijk te maken en uit te kunnen leggen in gewone taal. Wat gebeurt er tussen de ouder(s) en het kind? Wat kan je doen om dat patroon te gaan veranderen? Daar heb je heel veel tools voor nodig en die passen zelden in een protocol. Het kan zo zijn dat een kindje bijvoorbeeld de blik van moeder ontwijkt, omdat deze blik bij tijd en wijle zo beangstigend of depressief is. Als het kindje wel naar mij kijkt, ga ik naast de moeder zitten en om te proberen de blik van het kindje mee te trekken. Het lijkt simpel, maar het gaat om iets essentieels. Dit gaat totaal voorbij het cognitieve stuk. Bij IMH kan het lichamelijke en het emotionele stuk niet zonder elkaar. Ik ben steeds meer vanuit deze integratie van soma en psyche gaan werken. We werken van beneden (het lichaam) naar boven (ons verstand): Hoe voelt je lijf? Waar zit de spanning? Waar blokkeer je? We kunnen niet zonder dat lijf. Niet bij de baby, niet bij de peuter of kleuter en niet bij de ouder. The body keeps the score zegt Bessel van der Kolk zo mooi.

The ghost in the nursery

Met de geboorte van een baby komt er regelmatig onverwerkt verlies of trauma opnieuw naar boven. Het gaat om onverwerkt verlies of -trauma en dat kan van generatie op generatie worden doorgegeven. Een van de grondleggers van de IMH-visie Selma Fraiberg omschrijft dat mooi: ‘At the christening of the child the ghost in the nursery is awake.’ Op het moment dat een kind geboren wordt, worden ook spoken uit het verleden wakker.

Zwangerschap, het ouderschap, een huilende baby, of een baby die niet slaapt of eet zorgen vaak voor grote gevoelens van machteloosheid en frustratie bij ouders. We weten dat oude traumatische ervaringen en herbelevingen getriggerd kunnen worden door gevoelens van machteloosheid. Problemen bij kinderen, maar ook de normale ontwikkelingsfases, kunnen het oude trauma van ouders ‘wakker maken’. Het kind wordt zo onbedoeld een traumatrigger.

Voeden is bv zo’n thema. Het kindje heeft honger, maar wil de tepel of fles niet. Op het moment dat de baby naar de tepel of fles gaat en zich daarna gelijk weer terugtrekt, of helemaal weigert kan dit gedrag traumatrigger voor de ouder zijn. De ouder verstijft, of raakt in paniek en wordt intrusief, duwt de speen in het mondje, want mijn kind moet toch drinken. Dit kan voor het kind weer intrusief, verwarrend en beangstigend zijn en het kind trekt zich terug. Zo komt met de melk ook het trauma binnen. Een kind kan dan de tepel of de fles gaan weigeren en dat voelt dan weer als een afwijzing voor de ouder. Die kan denken: ‘Hij moet mij niet, net als dat mijn vader me niet moest.’ Zo ontstaat een neerwaartse spiraal tussen ouder en kind. Een kind wordt dan aangemeld met voedingsproblemen bij het consultatiebureau, terwijl wij ons ook afvragen wat er mogelijk onderliggend aan de hand is.

Ik kan in zo’n geval EMDR-therapie op het ouderschap doen. De behandeling richt zich dan niet op de traumatische ervaring in het verleden, maar op de trigger in het hier en nu opgeroepen door gedrag van het kind in het ouderschap bijvoorbeeld op het vertrokken weigerende gezichtje van het huilende kind. Het voordeel van EMDR op het ouderschap is dat heden en verleden uit elkaar gehaald wordt en het kind dan weer kind kan worden in plaats van een traumatrigger. Ik leg dan uit: ‘kijk dat was toen (de afwijzende mishandelende vader), dit is nu (het kind wat niet wil eten).’

Relationeel trauma

Je kan hiermee voorkomen dat er relationeel trauma ontstaat. Als een baby driftig huilt, dan zie je een verkrampt gezichtje en je hoort het indringende gehuil. Stel je bent opgegroeid in een gezin met huiselijk geweld of een gezin waarin je misbruik hebt meegemaakt. Dan kan dat beeld, dat geluid, veel oproepen. Dit kan een vecht, vlucht of bevries reactie zijn. Sommige ouders gaan het kind vermijden, andere raken volledig gepreoccupeerd, omdat ze de situatie onder controle proberen te houden. Het kind krijgt allerlei dubbele boodschappen.

Deze traumatische reactie heeft natuurlijk ook effect op het kindje. Je ziet een wederzijdse escalatie ontstaan. Ze gaan als het ware een traumatische dans van wederzijdse ontregeling aan. Als de ouder bijvoorbeeld vermijdt en de baby negeert, dan gaat het kindje nog harder huilen. Het intuïtieve ouderschap, waarbij de ouder het kindje oppakt, gaat sussen, gaat reguleren, gaat verloren. Dan zie je dat de relatie totaal ontregeld raakt. Daarom noemen we het een disregulatie van de relatie. Je kunt niet zeggen het is het kind, of het is de ouder. Het is een escalatie die ze met z’n tweeën opbouwen: relationeel trauma, PTSS à deux.

The angel in the nursery

Hoe erg de situatie soms ook is, ik zie toch dat ouders altijd een oplossing willen. Iedereen wil het beste voor zijn kind. Ik heb ooit met een zwangere moeder gewerkt met een voorgeschiedenis van seksueel misbruik, mishandeling en alcoholisme. Ze was heel bang voor de komende zwangerschap en de bevalling, maar wat me opviel was dat ze eigenlijk een heel goed contact had met mij. Terwijl ik vanuit haar voorgeschiedenis veel meer wantrouwen had verwacht.

Er is het concept ghost in the nursery, maar ook het concept angel in the nursery. Dus ik vroeg: ‘het valt me op dat je zo goed contact met mij maakt, heb jij naast al die nare ervaringen mogelijk ook positieve ervaringen gehad van een leerkracht, een buurvrouw, een moeder van een vriendinnetje?’ Ze keek me een beetje raar aan en na diep nadenken zei ze: ‘ja weet je, als ik van school naar huis liep dan wist ik niet of mijn vader weer dronken was, of ik geslagen of misbruikt zou worden, het was een geheim voor iedereen. Ik liep dan langs een buurvrouw en die deed niets anders dan bij kou naar buiten komen en even mijn handen onder haar oksels klemmen om ze te warmen. Ik zag en voelde bij haar dat ze wist hoe moeilijk ik het had, zonder dat ze precies wist wat er thuis gebeurde. Dat iemand voelde hoe moeilijk ik het had was zo steunend.’

Ik probeer haar dan te helpen deze veilige steunende ervaring verder te concretiseren en aan haar kindje door te geven. Die mooie ervaringen probeer je te activeren en uit te vergroten op een zintuiglijk niveau, je voelde je warm, veilig, begrepen en waardoor precies, kan je die ervaring ook aan je kindje geven etc. Naast alle ervaringen waar je bang voor bent om door te geven, heb je ook deze ervaringen: de angel in the nursery.

Praten over seksueel misbruik

Seksueel misbruik van de ouder, of het jonge kind heeft een enorme impact. Ouders die zelf als kind misbruikt zijn, hebben vaak moeite met vertrouwen. Ze vertrouwen de crèche, maar vaak ook hun eigen partner niet. Ongemerkt kunnen ze de boodschap aan hun kind doorgeven dat bloot, of een luier verschonen iets heel ingewikkelds en engs is. Kinderen voelen dat aan, maar begrijpen het niet. Seksueel misbruik wordt dan een running duck, die in het gezin rondzweeft. Niemand praat erover maar het is altijd aanwezig.

We zien bij de OuderKindLijn ook kinderen die op heel jonge leeftijd misbruikt zijn. Ik denk dat de effecten daarvan nog onderschat worden, het heeft een enorme gelaagdheid. Het is ongelofelijk moeilijk voor ouders om hier met hun kind over te praten. ‘Hoe praat je met een kleuter hierover, wat moet je met je eigen gevoel?’ Bij misbruik buiten het gezin kan het zijn dat ouders vol schaamte zeggen bijna een walging te voelen. Een baby heeft een baby geur om zich heen en die wil je intuïtief besnuffelen en knuffelen. Die baby die misbruikt is, kan dan in het gevoel van ouders geschonden zijn, besmet. Dat is gruwelijk voor ouders om te voelen en een taboe om over te praten. Nog los van het schuldgevoel waar ouders mee rondlopen.

Narratief en impliciet geheugen

We hebben veel geleerd van de Amsterdamse zedenzaak. Er ontstond toen discussie over het geheugen van hele jonge kinderen. Omdat ze nog niet kunnen praten, nog niet verbaal zijn, zouden ze het misbruik niet herinneren. Er zijn 2 vormen van geheugen: het narratieve geheugen en het impliciete geheugen. Het narratieve geheugen van een kind dat een verhaal terug kan vertellen, dat heeft een kind van een paar maanden, 1 of 2 jaar nog niet. Maar het impliciet geheugen van al die zintuiglijke ervaringen dat hebben ze wel. Het jonge kind is nog niet in staat om weg te lopen, iemand van zich af te duwen, te roepen. Het is zeer ingrijpend en zit helemaal in het zintuiglijk geheugen, in het lijfje van het kind.

Wat we bij iedereen hebben geprobeerd is om het verhaal te vertellen op een manier die aansluit bij de zintuigelijke ervaring van het kind. Maar ook bij hoe ouders hebben gereageerd. Dus dat je echt een ouder-kind verhaal hebt. Dat heeft bij veel ouders en kinderen wel geholpen. Daarnaast hebben we soms kinder-EMDR gedaan wat niet bij iedereen geholpen heeft of vaker herhaald moest worden om de juiste triggers te vinden. Sommigen kinderen kregen na het misbruik spraak-taalproblemen, gingen bedplassen, broekpoepen, stotteren.

Op een gegeven moment waren een aantal van deze kinderen 6 jaar en toen kregen we van scholen te horen dat het niet zo goed ging op school. Ik ben toen op een paar scholen gaan kijken. Het bleek de tijd van de CITO toetsen en het viel me op dat sommige docenten bij het lesgeven zich ver over de kinderen heen bogen om iets uit leggen, zo graag wilden ze de kinderen iets over brengen of de Cito-toets laten halen. Vooral bij de getraumatiseerde kinderen werd dit als heel intrusief ervaren. In plaats van nieuwe traumabehandeling voor de kinderen, hebben we deze leerkrachten uitleg gegeven en geadviseerd een stapje naar achteren te doen. ‘Kom niet in de lichamelijke ruimte van de kinderen, respecteer die en bedenk dat er niet 1 oplossing op een vraag is, geef kinderen keuzevrijheid, autonomie.’ We hebben traumasensitief in de school gewerkt met een positief effect. Je moet altijd breder kijken. Kind-, ouder- en omgevingsfactoren werken op de ouder-kind relatie in: dat is echt IMH. Wat voor invloed hebben deze factoren en hoe kunnen we deze kleinste relatie zo goed mogelijk ondersteunen? Het is een prachtig vak.